Gelukkig neemt de populariteit van crashdiëten gestaag af. Steeds meer mensen begrijpen dat blijvend gewichtsverlies vraagt om een holistische aanpak. Maar wat te doen als voor je gevoel goed op weg bent, maar je lichaam de extra ‘ballast’ niet wil loslaten? Het zou zo maar eens kunnen hormonen zorgen voor stagnatie in jouw proces. Welke 5 hormonen de boel kunnen saboteren lees je hier.
Upcoming webinar
Wil jij afvallen?
Begin dan bij het verwerken van déze belemmerende emoties
Datum: zondag 1 december 2024Tijd: 19.00 tot 20.30
Investering: € 17,95
JA, IK BEN ERBIJ!
Moeite met afvallen? Déze 5 hormonen spelen je parten
Hormonen zijn ‘signaalstoffen’. Er circuleren meer dan 100 van dit soort stofjes in je lijf. Ze worden gevormd in hormoonklieren zoals bijvoorbeeld je schildklier, je pijnappelklier, je bijnieren en je eierstokken. Deze klieren geven de hormonen rechtstreeks aan je bloed af. Via je bloed worden hormonen vervoerd naar plekken waar de stofjes het hardst nodig zijn. Ze hebben een breed werkterrein en zijn van invloed op onder andere groei, voortplanting én stofwisseling.
Hormonen en je stofwisseling
Hormonen zijn nauw betrokken bij processen die bepalend zijn op het getal op de weegschaal. Zo beïnvloeden ze je eetlust, je verzadigingsgevoel, je eetbuien en je energieopslag. Ze bepalen zelfs op welke plekken van je lichaam het meeste vet wordt opgeslagen. Hormonen beïnvloeden bovendien elkaar. Verandert de toevoer van één hormoon, dan veranderen ook andere hormonale processen. Dit maakt het knap lastig om met een hormonale disbalans een gezond gewicht te bereiken, hoeveel zelfdiscipline je ook hebt. De 5 belangrijkste hormonen die invloed hebben op je gewicht, zijn insuline, serotonine, het groeihormoon, ghreline en leptine. Dus laten we daar op inzoomen.
1. Insuline
Insuline wordt aangemaakt in je alvleesklier. Dit hormoon wordt aan je bloed afgegeven zodra je bloedsuikerspiegel stijgt. Dit gebeurt na het eten van suikers of geraffineerde koolhydraten zoals wit brood, witte rijst of pasta. Je lichaam zet deze voeding om in glucose (suiker). Als reactie daarop produceert je lijf insuline. Insuline zorgt er vervolgens voor dat de glucose kan worden opgenomen in je bloed en je lichaam van energie voorziet. Tot zover is er niets aan de hand. Het probleem ontstaat als je bloedsuikerspiegel vaak en langdurig hoog is. Je cellen worden dan steeds minder gevoelig voor insuline, er ontstaat insuline resistentie. Je lichaam denkt dan dat je te weinig suiker in je lijf hebt, en stuurt je een signaaltje dat je er meer van moet eten. Zo beland je in een vicieuze cirkel.
Behoefte aan zoet
Tot de insulineresistentie is opgelost, is het nagenoeg onmogelijk om je aan een dieet te houden. Je hebt immers altijd behoefte aan (zoet) eten. Duurzame veranderingen in je leefstijl zijn nodig om insulineresistentie te verhelpen. Eet minder suiker, kies volkoren producten, eet voldoende plantaardige vezels en zorg ervoor dat je je vitaminen en mineralen binnenkrijgt. Beweeg daarnaast voldoende en eet liever niet vaker dan 3 keer op een dag.
2. Serotonine
Ken je dat gelukzalige gevoel als je een hap neemt van een brownie? Het wordt veroorzaakt door serotonine. Dit ‘gelukshormoon’ wordt aangemaakt bij een prettige ervaring. Ook na het eten van suiker produceert je lichaam veel serotonine. Maar zodra het insulinegehalte begint te stijgen, neemt de hoeveelheid serotonine af. Dit gaat gepaard met negatieve gevoelens en een verlangen naar een nieuwe serotonine-boost. Je krijgt nog meer zin in suiker, ook al heb je net gegeten. Als je dan weer gaat snoepen, stijgt de hoeveelheid insuline weer en daalt de hoeveelheid serotonine nog verder. Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht waarbij het steeds moeilijker wordt om producten met suiker te laten staan. De enige manier om dit te doorbreken, is stoppen met het eten van suiker. Je zult zien dat je je na enige tijd veel beter en gelukkiger gaat voelen doordat je insuline- en serotoninegehalte stabiliseren.
3. Groeihormoon
Groeihormoon wordt aangemaakt door de hypofyse, een klier in je hersenen. Dit hormoon is niet alleen belangrijk voor groei, maar óók voor een gezonde stofwisseling en voor spieropbouw. Daarnaast vertraagt groeihormoon de aanmaak van vet en verhoogt het de afbraak van vet. Je lichaam maakt groeihormoon aan tijdens intensieve sporten en als je slaapt. Meer dan 70% van de productie vindt plaats gedurende de nacht, zo’n 2 tot 3 uur na het inslapen. Wanneer je insuline- en serotoninegehalte uit balans zijn, of wanneer je vlak voor het slapen nog gaat eten, wordt de productie van het groeihormoon verstoord. Je slaat dan meer vet op en je bouwt minder spieren op. Groeihormoon breng je weer in balans met insuline en serotonine door suikers en geraffineerde koolhydraten te vermijden, door ‘s avonds niet meer te eten, door af en toe intensief te sporten en van goed slapen je prioriteit te maken.
4 & 5. Leptine en ghreline
Je kent het vast: na een korte nacht voelt het alsof je voortdurend moet ‘bijeten’ om de dag door te komen. Grote kans dat je cravings worden veroorzaakt door een verstoorde productie van leptine en ghreline. Leptine en ghreline zijn twee hormonen die direct van invloed zijn op je eetlust. Leptine zorgt voor een vol gevoel en ghreline geeft je juist een seintje dat het tijd is om te eten.
Meer eetlust
Nu denk je misschien dat één slechte nacht weinig invloed heeft op je hormonen. Dat klopt op zich wel. Maar met twee opeenvolgende slechte nachten heb je wél een probleem. Volgens een Amerikaans onderzoek uitgevoerd door Eve van Cauter zijn twee korte nachten van vier uur slaap namelijk al voldoende om je hormoonsysteem uit balans te brengen. Per uur dat je minder dan acht uur slaapt, maak je ongeveer 5 procent minder leptine en 5 procent méér grhreline aan. Concreet betekent dit dat je eetlust ook met ongeveer 5 procent toeneemt. En het je op een brakke dag dus veel meer moeite kost om van die zak drop af te blijven. Wat natuurlijk ook niet helpt, is dat je na een korte nacht minder puf hebt om naar de sportschool te gaan. En zo ga je al snel dubbel de mist in.